Uitvoeringsplannen “Bedrijfsvoering Uitvoering Sociaal Domein” en “Grip op het sociaal domein”
Uit het bedrijfsvoeringsonderzoek bij USD is onder andere naar voren gekomen dat door middel van verdere professionalisering op termijn minder formatie nodig is en de lasten van verstrekkingen zullen afnemen. Daarnaast nemen we als gemeente Noordoostpolder de komende jaren maatregelen in het kader van het proces “Grip op sociaal domein” met als doel het afremmen van de groei en het stabiliseren van de uitgaven in het sociaal domein. De financiële effecten van deze maatregelen zijn verwerkt in de programmabegroting. Het risico bestaat dat de werkelijke financiële effecten afwijken van de verwachte financiële effecten.
WMO
De WMO is een zogenaamde openeinderegeling. Dat betekent dat inwoners er altijd een beroep op kunnen doen. Ook als het hiervoor bestemde budget op is. De basis voor het begrote budget zijn de kosten van het huidige gebruik. Deze kosten worden verhoogd voor de jaarlijkse prijsstijging en de verwachte toename in gebruik. De vraag naar ondersteuning vanuit de WMO is over de periode 2015 – 2020 toegenomen en deze blijft naar verwachting toenemen. Enerzijds als gevolg van de vergrijzing en anderzijds omdat er meer inwoners zijn, die niet op eigen kracht mee kunnen komen in de huidige maatschappij. Het beroep op algemeen aanvaardbare ondersteuning als huishoudelijke hulp wordt beïnvloed door de hoogte van de eigen bijdrage. Door het huidige ‘eigen bijdrage’ beleid van de Rijksoverheid is de drempel om een beroep te doen op de gemeente vervallen. Ook mensen die op basis van financiële draagkracht zelf ondersteuning zouden kunnen organiseren doen daardoor een beroep op ons. In de toekomst zal het effect van vergrijzing en als gevolg van het Rijksbeleid “langer thuis wonen”, deze ontwikkeling versterken.
Ten slotte is er sprake van een toenemende vraag naar begeleiding van inwoners die een kwetsbare positie innemen in de samenleving. Dit als gevolg van onder andere psychische problematiek. De (toekomstige) ontwikkelingen op het gebied van beschermd wonen zullen hier een sterke rol in spelen. Per 1 januari 2022 wordt gestart met de doordecentralisatie van beschermd wonen van de centrumgemeenten naar alle gemeenten. Vanaf 1 januari 2023 komt er een nieuwe financiële verdeling over gemeenten en een zogeheten woonplaatsbeginsel. Hierdoor nemen de financiële risico’s toe, ook omdat binnen Flevoland sprake is van een afname van het totale budget van 22%. Omdat er nog afspraken gemaakt zullen worden over de regionale samenwerking, is de precieze financiële impact voor gemeente Noordoostpolder nog niet te bepalen en dus ook niet in het financieel meerjarenperspectief verwerkt.
Jeugd
De jeugdzorg blijft een belangrijk aandachtspunt binnen de begroting van het Sociaal Domein. Ook hier betreft het een zogenaamde openeinderegeling. Dat betekent dat inwoners er altijd een beroep op kunnen doen. Ook als het hiervoor bestemde budget op is. Voor de begroting 2020-2023 is voor de meeste onderdelen de huidige vraag naar ondersteuning als basis gehanteerd. De vraag naar jeugdzorg is de afgelopen jaren sterk gestegen, sinds 2019 is er sprake van een stabilisatie in aantal jongeren. In 2020 zijn ook de uitgaven gestabiliseerd. Ondanks dat dit een positief signaal is, is onzeker in welke mate de stabilisatie structureel is.
Residentiële jeugdzorg
Jeugdzorg met verblijf is met ingang van 2019 anders gefinancierd waarbij één opdrachtnemer (consortium van drie zorgaanbieders) gecontracteerd is die het gehele pakket van Jeugdhulp met Verblijf uitvoert tot en met 2022. In het contract is opgenomen dat bij grote afwijkingen van het contract als geheel, ten opzichte van de uitgangspunten bij aanbesteding, partijen in overleg gaan. Voorgenoemde situatie is actueel en partijen zijn in overleg, waarbij er grote verschillen van inzicht zijn. Waarbij de financiële effecten van inhoudelijke contractvoorwaarden een belangrijk discussiepunt zijn. Het belangrijkste risico voor het komende jaar is dat er aanvullende middelen nodig zijn.
Woonplaatsbeginsel
Het woonplaatsbeginsel regelt welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de jeugdhulp. De werkwijze voor het vaststellen van de woonplaats van de gezagsdrager van een jeugdige leidt op dit moment tot hoge uitvoeringslasten, daarom gaat het woonplaatsbeginsel wettelijk veranderen. Per 1 januari 2022 wordt het nieuwe woonplaatsbeginsel Jeugdwet van kracht. De precieze financiële impact hiervan is echter nog niet bekend en vormt dus een financieel risico indien de impact op de kosten voor voorzieningen afwijkt van de impact op de ontvangsten van de gemeente uit het gemeentefonds.
Minimabeleid
Onze minimaregelingen zijn zogenaamde openeinderegelingen. Hierbij is het risico dat door toenemende vraag het budget wordt overschreden. Gezien de economische onzekerheid met als resultaat dat de vraag naar ondersteuning mogelijk gaat stijgen is dit risico actueel.
Op het gebied van het minimabeleid is de vraag naar ondersteuning ondanks een in 2020 stijgend aantal bijstand dossiers stabiel gebleven. Daar hadden we in de programmabegroting 2020-2023 ook rekening mee gehouden. Belangrijk aandachtspunt is het aantal inwoners met bewindvoering. Voor inwoners met een laag inkomen worden de kosten hiervan middels bijzondere bijstand vergoed. Na een periode van toename is dit aantal sinds 2019 gestabiliseerd een ontwikkeling die zich in 2020 heeft voortgezet. In de praktijk is het beëindigen van bewindvoering een moeizaam proces, waardoor de kosten flink op kunnen lopen.
Ook de loonkostensubsidie (LKS) is een openeinderegeling waardoor ook in dit geval het risico bestaat dat het budget wordt overschreden door een toename van het gebruik van deze regeling. Gemeenten krijgen daarnaast vanaf 2022 budget voor de inzet van LKS op basis van de realisatie van het jaar ervoor. Nu wordt de inzet van loonkostensubsidie nog betaald uit het macrobudget.
Participatie
Er is economisch gezien momenteel sprake van een uiterst onzekere situatie. De komst van COVID-19 heeft ons land op slot gezet en de economische vooruitzichten drastisch veranderd. De exacte effecten op de werkgelegenheid zijn niet te voorspellen, maar dat er sprake is van impact op de verstrekking van bijstandsuitkeringen en uitkeringen in het kader van de Bbz is zeer waarschijnlijk aangezien de Rijksoverheid de NOW, TVL, Tozo en Tonk regelingen heeft beëindigd per 1 oktober 2021. Ter dekking van de uitgaven aan bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidie ontvangt Noordoostpolder een specifieke uitkering van het Rijk (BUIG). Hierdoor is er sprake van 2 potentiële risico’s te weten:
1) Het Rijk stelt landelijk gezien onvoldoende middelen beschikbaar ter dekking van de lasten.
2) De hoogte van ons aandeel in het landelijke budget wordt bepaald op basis van een objectieve berekening. In de berekening wordt onder andere rekening gehouden met gezinskenmerken die een verhoogde kans op bijstand geven, waardoor er een benchmark waarde ontstaat die ons budget bepaald. Omdat er sprake is van een gewogen gemiddelde wijkt dit altijd af. Dat kan leiden tot een financieel nadelig effect, overigens is ook een positief effect mogelijk. In de begroting gaan wij uit dat de te ontvangen uitkering gelijk is aan de door ons verwachte lasten.
WSW
Wij betalen als gemeente de kosten van de sociale werkvoorziening. Daarvoor ontvangen wij een vergoeding van het Rijk. De vergoeding die wij ontvangen stellen wij aan de GR ter beschikking.
In de meerjarenraming van de GR wordt rekening gehouden met tekorten. Om dit te voorkomen is in 2019 de ‘Social Firm’ uitgewerkt waardoor deze tekorten terug te dringen zijn. Echter de meerjarenraming is nog negatief.
Op basis van een pessimistisch scenario is tot en met 2023 naar verwachting geen extra bijdrage van de aandeelhouders benodigd. Echter daarna lopen wij het risico dat tekorten van Concern voor Werk nv (en uiteindelijk Gemeenschappelijke Regeling IJsselmeergroep) die, als het eigen vermogen niet meer toereikend is, moeten worden bijgestort door een verhoging van de gemeentelijke bijdrage.